Toen ik de volgende ochtend weer enigszins opgeknapt de deur uitstapte, op weg naar mijn werk, werd ik onaangenaam verrast! Mijn groene en oranje vuilnisvrienden stonden, inmiddels uitgezakt, nog steeds naast mijn deur! Een snelle blik naar rechts leverde eenzelfde beeld op bij mijn buren. Een verdere blik naar rechts richting dé verzamelplek echter niet. Niets! Alles foetsie! Wél meegenomen! In een flits realiseerde ik me dat mijn nieuwe buren waarschijnlijk mijn voorbeeld hadden gevolgd, waardoor wij, in tegenstelling tot de rest van de straat te kampen hadden met deze afvallige zwervers voor de deur.
Woedend werd ik wakkerder en besloot de eerste te zijn die deze ochtend, voordat mijn werkdag begon, verhaal te halen bij Dar. Toen ik na het welbekende keuzemenu iemand aan de lijn kreeg, en mij netjes had voorgesteld, liet ik haar kennismaken met mijn casus. Ik ben een redelijk mens, maar mij in het ongewisse laten wanneer dan exact het vuil alsnog wordt opgehaald, kan niet op mijn waardering rekenen. “Twee werkdagen na de melding is de afspraak met de gemeente.” Ik ben een goede buur, dus ik zal het straatbeeld het komende weekend en de daaropvolgende maandag en/of dinsdag niet vervuilen. Zeker niet in de wetenschap dat een deel van de buurtpopulatie uit krabgrage katten bestaat. De zakken staan weer gebroederlijk naast elkaar in mijn schuurtje te wachten om te worden vermenigvuldigd. Gedeelde smart is halve smart.
Houje!
Meer columns van Nathalie lezen? Lees hier de voorgaande column.