Een grote, brede, donkere, kunststof Kerstman heet je met een krachtig ‘Ho, ho, ho’ van harte welkom op de hoek van de Handelskade en de Breedestraat. De uitbundige kerstversiering geeft de in pastelkleuren geverfde oudhollandse panden een vrolijk aanzien en uit de geluidsinstallatie schalt ‘I’m dreaming of a white christmas’.
De thermometer wijst ondertussen zo’n dertig graden aan, de gevoelstemperatuur is nog zo’n tien graden meer. Een onverwachte heel vreemde gewaarwording!
Het werd hoog tijd de Nederlandse najaarsstormen, politieke stormen en alle andere stormen in een glas water even te ontvluchten. En zo reisden we af naar de wondere wereld van ons koninkrijk aan de andere kant van de Atlantische Oceaan, naar Curaçao.
Ik kan het iedereen aanbevelen. Dit eiland biedt je naast prachtige baaien met spierwitte stranden ook een unieke mix aan oude en nieuwe ‘vibes’ op het gebied van geschiedenis, cultuur en culinaire geneugten.
De vriendelijke en vrolijke bewoners in alle kleuren van de regenboog lijken zich niet zo veel zorgen te maken over de problemen van het dagelijks leven die ze trouwens wel hebben. ‘Maak je niet zo druk en geniet van het leven, maak er een feestje van’, is hier het motto. Dat doen ze dan ook. Elke dag valt er wel iets te vieren.
Heerlijk, even geen opgestoken vingertjes hoe je je te gedragen hebt en wat je allemaal niet meer mag. Op Curaçao besef je hoe ver de betutteling in Nederland is doorgeschoten.
Ik zeg niet dat er in Willemstad geen parkeerproblemen zijn, maar de parkeergarages in het drukke centrum zijn niet alleen goed bereikbaar maar ook nog eens gratis. De winkels en marktkramen moeten immers goed bereikbaar zijn voor de lokale bevolking en de talloze toeristen die er steeds meer komen. Cruiseschepen stoten per dag duizenden vooral Amerikaanse toeristen uit, die voor een paar uurtjes komen genieten van de ‘couleur locale’ in pasteltinten.
Die pasteltinten zijn trouwens in 1817 verplicht ingevoerd door de toenmalige gouverneur Albert Kikkert. Hij had last van chronische migraine en veel eilandbewoners van oogklachten. Hij dacht dat die kwalen veroorzaakt werden door de toen nog fel witgekalkte huizen. Met vrolijke kleurtjes zorgen ze nu voor een ongekende stroom aan harde valuta.
Toeristen, zowel dagjesmensen als vakantiegangers in de nieuwe betonnen resorts, zorgen voor werkgelegenheid en brengen veel geld in het laatje.
En dat kan de overheid goed gebruiken. Gezondheidszorg, onderwijs en infrastructuur voldoen nog steeds niet aan westerse criteria. Ook zijn er investeringen nodig voor de bestaanszekerheid van veel locals. Een derde van de bevolking moet rondkomen van een minimum maandinkomen van nog geen 1000 euro terwijl de kosten van levensonderhoud alsmaar stijgen. Bijna alles moet geïmporteerd worden en door al die vreemdelingen op het eiland stijgt de vraag en stijgen de prijzen.
De overheid worstelt met de vraag of er geen grenzen aan het toerisme gesteld moeten worden. Venetiaanse toestanden dreigen. Naast overvolle stranden, waar ook de lokale bevolking verplicht wordt een strandstoel te huren, worden de files steeds langer, valt de elektriciteit in de volkswijken regelmatig uit en overstromen de rioleringen. Logisch dat de onvrede alsmaar groter wordt. Geen wonder dat er steeds meer zorgen zijn over het behoud van het milieu. Groene groei is het streven, maar de verdienmodellen voor het grote geld zijn oppermachtig. Vriendjespolitiek en corruptie tieren welig.
De eilandregering streeft naar de komst van meer rijke Amerikanen en minder Nederlanders die nou nog zo’n 50% van de toeristen uitmaken. Maar de Amerikanen geven wel veel meer uit. Nederlandse vakantiegangers blijven immers altijd zuinig: ‘kijkekijkemaarniekope’, ook niet op Curaçao!
Op een gegeven moment hebben we Punda en Otrabanda in Willemstad met al hun bezienswaardigheden wel gezien. Dus zoeken we het strand op van ons familiehotelletje in Pietermaai. In de schaduw van een palapa, een grote rietbedekte parasol, begin ik aan het schrijven van dit verhaaltje. Een groene leguaan kruipt langzaam naar mij toe en staart mij met verwondering aan. Het beestje knikt mij een aantal keren toe als aanmoediging voor dit creatief geploeter.
De huispelikaan kijkt mij vanaf zijn rots in de branding hooghartig aan. Geen belangstelling, bij mij is niks te halen.
Plotseling wordt de rust verstoord door de komst van een luidruchtige Amerikaanse familieclan. De beesten weten van schrik niet hoe snel ze weg moeten komen.
De clan bestaat uit een grofgebouwde oma met kort geblondeerd haar, haar kinderen met aanhang en hun kroost van peuters tot pubers.
De elfkoppige familie is gekleed in schreeuwende, fladderende Hawaii-outfit passend bij de entourage en tevens de overtollige pondjes verbergt. Niet geschikt voor een duik in het diepe! Het gaat om de strandfoto met de blauwe Caribische oceaan als achtergrond. Blonde oma snauwt wat korte bevelen en in een oogwenk staat er een witgelakte omgedraaide deckchair in het zand. De hele familie poseert zich in ingeoefende rijen van drie om de strandstoel heen. Zo’n foto is vaker gemaakt! Vervolgens drukt oma haar mobieltje in de handen van een nietsvermoedend personeelslid; ‘He boy, take a picture’. Ze ploft in de stoel en tovert haar ingestudeerde mater-familiasgrijns op haar smoel. Na vijf minuten wordt het familiekiekje eindelijk goedgekeurd. Het barpersoneel staat al klaar om de dorstige kelen te smeren, maar het busje wacht ronkend op de parkeerplaats en weg is de clan. De boot ligt klaar voor vertrek en wacht niet langer!
Morgen vliegen we naar huis. Terug naar de regen, terug naar al die problemen, terug naar al het genuil en de betutteling.
Ayó Kòrsou, tot ziens Curaçao, tot de volgende keer!
Carolus
Meer lezen van Carolus? Lees hier zijn voorgaande column.