Cabaretier Fons Jansen zei eens ‘Carnaval is een spel. Wie naar de zin vraagt mag niet meer mee doen’. Natuurlijk is carnaval een spel en hebben heel veel mensen zin in carnaval. Zo veel zin in het zoveelste feest, waardoor menig zuidelijke stad wordt overspoeld met zogenaamde ‘bovensloters’. Dat zijn massa’s, ongeremde festivaltijgers van boven de grote rivieren, voor wie carnaval alleen maar een orgie van drank en seks is. Voor de lokale bevolking die de zin van carnaval diep in de genen heeft zitten wordt het carnavalsspel daardoor aardig bedorven. Wat is dan die zin van carnaval? Laten we eens naar Knotsenburg kijken.
Dinsdag 22 februari 1944; een koude maar zonnige carnavalsdinsdag. Om twee minuten voor half twee vallen de bommen en is carnaval in één klap over en uit. Niet dat er überhaupt veel carnaval gevierd wordt. Dat is door de Duitse bezetters verboden. In Nijmegen wordt er trouwens al heel lang weinig carnaval gevierd. De plaatselijke bestuurders en de geestelijkheid moeten al eeuwenlang niets hebben van dit ongecontroleerde volksvermaak.
Eigenlijk al sinds de Reformatie niet. Carnaval is godslasterlijk en al die losbandigheid veroorzaakt alleen maar onrust. Ook als de katholieken halverwege de negentiende eeuw hun godsdienstvrijheid terugkrijgen blijft het stil. Alleen de deftige burgerij houdt in afzondering nog wat gemaskerde bals. Jan Met De Pet daarentegen zoekt en vindt in de vele kroegen plezier met orgeldraaiers en liedjeszangers.
In 1912 bepaalt het gemeentebestuur, tot groot genoegen van de rooms-katholieke geestelijkheid, dat carnaval wegens overlast niet meer gevierd mag worden. Het volk is tijdens de dolle dagen immers `van god los` en al die losbandigheid kan zich ook wel eens tegen diezelfde politieke en geestelijke hotemetoten richten. Net zoals in het grijs verleden toen in 1566 boze Knotsdragers het stadsbestuur de stad uit knuppelden.
Maar het gewone volk laat zich carnaval niet ontnemen. Ondanks al die verboden bereiden de kroegbazen zich elk jaar voor op een drukke vastenavond. Zij kennen hun pappenheimers. Die laten zich deze uitlaatklep voor de veertigdaagse vastentijd met een extra borreltje niet ontnemen. Niet door armoe en een schrijnende woningnood, niet door een oorlog en bezetters, niet door een stad in puin en al helemaal niet door het gemeentebestuur en door de kerk. Trouwens ook toen al waren er te weinig politieagenten en toezichthouders om alles en iedereen te controleren.
Wat een verschil met nu. Niet meer gehinderd door politiek en geestelijkheid wordt sinds de zestiger jaren carnaval in Knotsenburg in alle vrijheid, met veel humor en lokale liedjes en tradities gevierd. Burgemeester en wethouders hullen zich in sprookjeskleding en Hubert Bruls is als Roodkapje niet bang voor welke boze wolf dan ook. Hij voert afgelopen november als de President van de Prinsenproclamatie het publiek als een geboren spreekstalmeester van de ene naar de andere act. Met in zijn kielzog gemeenteraadsleden van links tot rechts die de Raad van Elf bemensen en voor de verandering eens helemaal niks mogen zeggen.
Nee, carnaval is geen feestje meer om op neer te kijken. Zelfs politici hijsen zich graag in het prinsenpak. De Herenzitting en het Hofbal zijn de pitchmomenten waarop ‘Wannabe bobo’s’ zich in de kijker kunnen spelen. In de carnvalsmis krijgen de zotten al 34 jaar de zegen met Waalwater mee.
Dus onze bobo’s beginnen carnaval een beetje te snappen. De vaak turbulente gemeenteraadsvergaderingen worden tegenwoordig zingend afgesloten met ‘Pak miene hand eens vast, dan zul je wat beleve!’ De discussies gaan dan alleen nog maar over de vraag of dat de linker- of de rechterhand moet zijn.
Waar zouden die politici trouwens bang voor moeten zijn? Carnaval is het feest van de omdraaiing. Kortom; de essentie van vrijheid. Zonder vrijheid immers geen carnaval. Iedereen is immers gelijk, alleen de rollen worden omgedraaid. De zot wordt prins en krijgt de sleutels van de stad, de burgemeester is even ambteloos en met de autoriteiten mag straffeloos de spot worden gedreven.
Carnaval is niets meer en minder dan een uitlaatklep. Een ventiel om stoom af te blazen, even te ontsnappen uit de sores waar we elke dag mee geconfronteerd worden; van concrete oorlogsdreigingen tot en met alledaagse problemen thuis en alles wat daar tussen zit. Drie dagen lang mag je zijn wie je bent, je uitdossen als marsmannetje of konijn uit de hoge hoed, uitbundig feestvieren en de spot drijven zonder echt beledigend te worden. En dat doe je bij voorkeur in je eigen stad die je van haver tot gort kent.
Zo is de optocht - De Ummegang - het ultieme moment om op een ludieke manier de parkeerproblematiek in de stad aan de kaak te stellen. Dat kan dan zo maar eens een urenlange optocht worden. Maar wel ludiek, het is geen demonstratie voor gefrustreerde fanatici. Met carnaval moet het wel leuk blijven.
Nee, er breekt echt geen revolutie uit en op aswoensdag valt alles weer op zijn plaats en draait de wereld gewoon door. Niks aan de hand toch!
In Knotsenburg heet dat stoom afblazen trouwens nuilen. Waar nuilen Knotsenburgers nou niet over? Over de consumptieprijzen, over het gebrek aan feestzalen, over kroegen die niet meedoen en al diegenen die aan de kant staan en het feestje niet snappen, over carnavalsbobo’s die ervoor moeten zorgen dat er überhaupt niet meer genuild hoeft te worden! Het hoort erbij. Daar moet je tegen kunnen. Dat hoort bij de carnavaleske vrijheid. Je kunt zelfs naar andere oorden afreizen om tot de ontdekking te komen dat het canavalsgras daar ook niet groener is en je het Knotsenburgse genuil, kneuterigheid en saamhorigheid toch mist.
Carnaval vier je samen en het is onbelangrijk uit welke bubbel je komt, wat je maatschappelijke positie of achtergrond ook is. Ons feestje ontstijgt de scheidslijnen van leeftijd, opleidingsniveau of politieke voorkeur. Allemaal niet zo belangrijk! Carnaval is er voor iedereen en integratie is vanzelfsprekend. Een uniek moment van bubbels doorprikken en elkaar zien en vinden. Dat betekent naar elkaar luisteren, elkaar de ruimte geven, wat vaker in de spiegel kijken en je eigen gelijk durven los te laten. Daarmee creëren we een gezamenlijk sociaal kapitaal, dat veel belangrijker is dan al onze eigen besognes en belangen. En dat begint allemaal dicht bij huis in de eigen gemeenschap, waar je bij hoort of bij wilt horen.
Carnaval is eigenlijk niets anders dan ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap’, dé grondslagen van onze democratie. Carnaval steekt van nature de draak met betutteling en machtsmisbruik. In tijden en landen waarin despoten naar absolute macht streven, worden feestjes als carnaval direkt de nek omgedraaid. Maar als dictaturen vallen viert de bevolking feest. Zonder carnaval geen democratie en zonder democratie geen carnaval! Die doorleefde vrijheid is de zin van carnaval.
Als je dat snapt ben je van harte welkom voor het spelletje in Knotsenburg. Als je het niet snapt en alleen maar zin hebt in een carnavalsfeestje trouwens ook!
Alaaf,
Carolus
Meer columns lezen van Carolus? Lees hier zijn voorgaande column.