De Hoge Raad heeft vandaag geoordeeld dat de Nijmeegse scooterzaak over moet. Het hof in Arnhem sprak de twee verdachten eerder vrij van het doodrijden van een overstekende voetganger. Dit ongeval gebeurde toen de verdachten samen op een scooter op de vlucht waren voor de politie en daarbij een rood stoplicht negeerden.
Vlucht
Beide verdachten waren in januari 2010 op een scooter op pad gegaan met de bedoeling een hotel in Nijmegen gewapend te beroven. Toen zij in de buurt van het hotel politie tegenkwamen, gingen ze er hals over kop vandoor, daarbij alle verkeersregels negerend. Bij deze vluchtpoging reden ze door rood licht en schepten op een zebrapad een voetganger die bij groen licht bezig was over te steken. Deze voetganger overleed later in het ziekenhuis aan de gevolgen van de aanrijding. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot acht jaar gevangenisstraf voor het medeplegen van het voorbereiden van de overval en voor het veroorzaken van het dodelijke ongeval en de medeverdachte tot 16 maanden gevangenisstraf (met vrijspraak van het veroorzaken van het dodelijke ongeval). In hoger beroep sprak het hof beiden vrij van het veroorzaken van het dodelijke ongeval (en veroordeelde hen onder meer voor het voorbereiden van een gewapende overval tot 24 maanden respectievelijk 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, gevangenisstraf). Het was volgens het hof niet duidelijk wie van de verdachten de scooter bestuurde en wie de bijrijder was, zodat het aankwam op de vraag of de verdachten als medeplegers verantwoordelijk konden worden gehouden voor het dodelijke ongeval. Dat medeplegen kon volgens het hof niet worden bewezen. Het Openbaar Ministerie stelde tegen deze vrijspraken beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
Samenwerking
Om de verdachten te kunnen veroordelen voor medeplegen van het veroorzaken van het dodelijke ongeval moet in dit geval worden vastgesteld dat de wilde vlucht met de gevolgen daarvan onderdeel was van de samenwerking in het kader van de voorbereiding van de overval. Volgens het hof was bij de vlucht zelf van een bewuste en nauwe samenwerking niets gebleken. Met dat oordeel van het hof kan de Hoge Raad zich niet verenigen want, zo stelt de Hoge Raad , het hof had ook moeten nagaan of in het gezamenlijke plan om een gewapende overval te plegen besloten lag dat de verdachten bij betrapping koste wat kost zouden vluchten. De Hoge Raad oordeelt verder dat voor het bewijzen van medeplegen in een situatie waarin niet vaststaat wie de bestuurder was, niet is vereist dat (zoals het hof had overwogen) de rollen van bestuurder en bijrijder volstrekt inwisselbaar zijn.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verwijst de zaak naar het hof in Den Bosch.