Wellicht denk je naar aanleiding van bovenstaand voorbeeld dat mijn voorkeur niet ligt bij de dialecten van boven de rivieren. Echter kan een zuidelijk dialect als het Limburgs mij ook niet bekoren. Het frappeert me wanneer iemand “from down under” zingend beweert dat hij thuis wel gewoon “Neerlans” sprak.
Maar ook heel noordelijk lopen de rillingen over mijn rug wanneer een echte Grunneger me ogenschijnlijk nors te woord staat wanneer ik iets probeer te bestellen of af te rekenen in één van de horecagelegenheden tijdens het jaarlijkse zeilweekend. ‘Kinst doe t wel verstaan?’ Nee, het is niet zo dat ik één bepaald dialect erger verfoei dan een andere.
Als Liemers’ meisje krijg ik altijd de vraag waar uit Nederland ik vandaan kom. Ik denk ook dat mijn spraak redelijk als ABN klinkt of zoals een andere docent ooit corrigeerde ‘AAN’; Algemeen Aanvaard Nederlands. Deze voorgaande afkorting voorkomt dat de andere sprekers als onbeschaafd worden weggezet.
Beschaafd of niet, ik heb mijn voorkeuren. Zo vind ik Nimweegs wel als muziek in de oren klinken en dat is maar goed ook, want me afsluiten voor mijn directe omgeving is nooit mijn sterkste kant gebleken. Wanneer ik me hier in een openbare ruimte bevind, waar een kakofonie van gesprekken is, lichten mijn oren met plezier die van de echte Nijmegenaar eruit. Het geeft me een warm gevoel van binnen en brengt een glimlach op mijn gezicht. Ongeacht het gespreksonderwerp heeft het iets gemoedelijks.
Zelf beheers ik de kunst van het Nijmeegse dialect op geen enkele manier, maar oefening baart kunst, dus de volgende ingestudeerde bezielende zin, zal ik verheffen tot perfectie: Al mot ik krupen, op blote voeten gaon, ik wil nog een keer Sint Steven heure slaon.*
Houje!
* Al moet ik kruipen, op blote voeten gaan, ik wil nog een keer Sint Steven horen slaan.