Stapvoets rijd ik langs dubbel geparkeerde auto`s en achter kletsende pubers, die in rotten van drie of vier het nog over gebleven straatgedeelte in beslag nemen, de wijk uit. Na een eeuwigheid bereik ik de doorgaande weg. Eindelijk wat vaart. Een bakfietsmoeder met twee kindjes in de kuip zou mij voorrang moeten geven, maar ik zwaai haar door. Het waait behoorlijk en ze heeft er zichtbaar moeite mee. Ik herinner mij een oude slogan van Veilig Verkeer Nederland; wees een heer in het verkeer. Die is altijd blijven hangen. Vriendelijkheid kost geen drol.
Als de bakfietsmoeder onaangekondigd linksaf slaat en met een veel te krappe bocht rakelings langs mijn zijspiegel zeilt, vloek ik luidkeels en schrik tegelijk van hevig geclaxonneer achter mij. In de achteruitkijkspiegel ontwaar ik een snelle Audi met een blond mantelpakje achter het stuur. Ze zwaait druk met haar armen en steekt een dikke middelvinger op. Of die voor mij of de bakfiets bedoeld is, wordt niet duidelijk. Zo te zien heeft ze veel haast. Zeker een zakelijke afspraak. Ze racet mij voorbij en flitst met een flinke dot gas nog net door het oranje stoplicht. Twee stoplichten verder staat ze voor mij in de rij. Voor het mantelpakje gaat het klaarblijkelijk toch niet snel genoeg. Ik vraag me af hoeveel dikke middelvingers dit korte lontje al heeft opgestoken.
Het valt mij op hoeveel korte lontjes er inmiddels zijn, hoe weinig mensen van elkaar accepteren. Gescheld in de supermarkt als iemand te dichtbij komt, of bij getreuzel voor het koelvak. Gevloek als de nog steeds verplichte winkelwagentjes in het gangpad de weg versperren of tegen je enkels crashen.
Kroegbazen kunnen waarschuwen wat ze willen, maar alle vriendelijke verzoeken zijn aan dovemansogen gericht. Uiteindelijk betalen zij de boetes of moeten de tent sluiten. Als ze niet zo vriendelijk zijn, krijgen ze geen klanten en gaan ze failliet.
We hebben steeds minder begrip voor en krijgen zelfs een hekel aan de ander. Vooral als die ander tot een andere groep behoort; `dor hout`, roekeloze jongeren, zingende kerkgangers of feestvierende verjaardagsgasten in de huiskamer.
Je accepteert de mensen uit je eigen bubbel nog net, maar waarom zou je nog langer vriendelijk zijn als `ik` op de een of andere manier wordt gehinderd.
Dit gedrag is voer voor psychologen. Ze hebben er wel een verklaring voor. Al die korte lontjes zijn het gevolg van emoties die ontstaan door onzekerheid en grote veranderingen. Die leiden dan tot angst, frustraties en irritaties. Ze nemen alleen maar toe door gevoelens van machteloosheid tijdens deze pandemie. Kleine dingetjes kunnen je al triggeren tot een opgestoken middelvinger. Het wordt er niet gezelliger op.
Als ik uit de Appie kom valt mij op hoeveel bakfietsen er staan. De kinderen zijn eruit, afgeleverd op school of het kinderdagverblijf. De boodschappen kunnen er nu in. Pakken pampers, dozen wijn, een kratje bier en grote dubbelpakken toiletpapier worden met groot gemak in de bak gestouwd. Het zijn net brede beurtschepen op wielen. Handig ding zo`n bakfiets, vooral voor de bonusaanbiedingen.
Ik laad mijn boodschappen in de veel te kleine kofferbak van mijn stadsautootje en wil wegrijden. Ik kom het parkeervak niet uit. De bakfietsmoeder die eerder met haar roekeloos gedrag op een haar na mijn zijspiegel aan gort reed, voert met een bakfietsvader een geanimeerd gesprek. Beide bakfietsen blokkeren in een haakse hoek het hele middenpad. Ik claxoneer heel hard en oogst vernietigende blikken.
Mijn middelvinger trilt hevig. Ik kan de kramp ternauwernood onderdrukken. Vriendelijkheid kost geen drol, maar er rijden wel heel wat bakfietsen rond.
Carolus
Meer columns van Carolus lezen? Lees hier de voorgaande column.